Quo Vadis?
De wereld is fundamenteel ongelijk.
21 april 2023 door Jan Longeval
Inleiding
U kent wellicht de 80/20-regel. Die regel stelt grofweg dat 20% van oorzaken, inputs of inspanningen verantwoordelijk zijn voor 80% van de resultaten, output en beloningen. De 80/20-regel lijkt alom tegenwoordig in ons dagelijks leven, zowel privé als professioneel:
20% van je diensten of producten zorgt voor 80% van je winst
20% van je klanten zorgt voor 80% van je omzet
20% van je klanten is verantwoordelijk voor het 80% van je problemen
20% van de autobestuurders veroorzaken 80% van de ongelukken
20% van de filmpjes op Youtube zorgen voor 80% van de bezoekersaantallen
20% van je kledij wordt 80% van de tijd gedragen
20% van de auto’s leggen 80% van alle gemaakte kilometers af
20% van onze relaties staan in voor 80% van onze miserie
20% van je slaap staat in voor 80% van je slaapkwaliteit
of omgekeerd:
80% van de misdaden wordt gepleegd door 20% van de criminelen
80% van de smartphone-eigenaren gebruiken slechts 20% van de mogelijkheden
80% van de softwareproblemen worden veroorzaakt door 20% van de programmeerfouten
80% van alle pollutie wordt veroorzaakt door 20% van de bedrijven
...
PARETO
De originele bedenker van de 80/20-regel was Vilfredo Federico Damaso Pareto (1948-1923). Hij was een echte homo universalis, een mathematicus en burgerlijk ingenieur die inzichten ontwikkelde in economie, sociologie, politieke wetenschappen en filosofie.
Figuur 1. Vilfredo Pareto

Pareto was gefascineerd door de verdeling van macht en rijkdom in de maatschappij. De legende wil dat zijn interesse in deze materie werd opgewekt nadat hij had opgemerkt dat 20% van de erwtenplantjes in zijn tuin 80% van de erwten droegen. Hij kwam tot de vaststelling dat de verdeling van alle bezit in elk land hetzelfde patroon vertoont: circa 20% van de bevolking heeft 80% van alle vermogen. Deze ongelijke vermogensverdeling was volgens Pareto een constante "in elke gemeenschap, elk tijdperk en elk land". Meer recente cijfers geven Pareto gelijk. Kijk maar bijvoorbeeld naar de vermogensverdeling in Amerika in 1963, 1983 en 2016:
Figuur 2. Vermogensverdeling in Amerika

De boogvorm van de curves in Figuur 2 wordt in de statistiek een power-law verdeling genoemd. Deze verdeling geeft aan de vermogensongelijkheid allerminst aan toeval kan worden toegeschreven. Indien toeval aan het werk zou zijn geweest, dan had de vermogensverdeling er eerder als een normale distributie (ook bekend als de Gausscurve of Bell curve, zie Figuur 3) moeten uitzien, quod non. In de normale distributie zouden de meeste burgers een vermogen hebben rond dat van het gemiddelde van de totale bevolking. In realiteit hebben de meeste burgers veel minder dan dit gemiddelde. Je leest weleens dat het gemiddelde financieel vermogen in België meer dan 100.000 euro bedraagt. De gemiddelde Belg is inderdaad vrij vermogend, maar bestaat helaas niet. De middelste waarneming (de mediaan) is veel lager: een modaal Belgisch gezin heeft een financieel vermogen van slechts 20.000 euro. De helft van de Belgische gezinnen bezit dus minder dan 20.000 euro aan financieel vermogen. De kleine groep superrijken (de piek van de power-law curve) vertekenen het gemiddelde. Een kleine groep mensen is zeer rijk en een zeer grote groep mensen bezit weinig of niets.
Figuur 3. Statistische power-law verdeling versus normale verdeling

Homo homini lupus
Volgens Pareto was deze ongelijke verdeling een sociale wet, ingebed in de menselijke natuur. Hij stelde dat de mensen aan de bodem van de vermogensverdeling creperen, de mensen in het midden chaotisch opklimmen en dalen op de vermogensladder door het samenspel van talent, geluk en tegenspoed, gezondheid en ziekte, terwijl een elite het gros van de macht en de rijkdom heeft tot ze door een machtsgreep plaats moet maken voor een nieuwe elite. Homo homini lupus. Het recht van de sterkste, de slimste, de sluwste primeert, keer op keer, samen met de brute en blinde kracht van het lot. Aangezien de menselijke natuur en het lot primeren, maakt de politieke organisatie van het land geen wezenlijk verschil. De ongelijke vermogensverdeling treedt niet alleen op in een kleptocratie als Rusland of in opkomende landen als Nigeria of Argentinië, maar ook in de democratieën in Europa en Amerika en in schijndemocratiëen als China.
Monopolyspel
De mechanismen achter de maatschappelijke vermogensverdeling kunnen we begrijpen via het Monopolyspel. Aan de start zijn de spelers gelijk omdat ze evenveel startgeld krijgen, maar naarmate het spel vordert, accumuleren sommige spelers relatief veel eigendom en andere relatief weinig. De spelers die initieel eigendom vergaren krijgen het dan makkelijk om snel nog meer eigendom te vergaren (in Monopoly grotendeels door toeval, in het echte leven door een combinatie van toeval en kunde) omdat de andere spelers hen meer tol moeten betalen. De spelers die in het begin weinig eigendom vergaren, krijgen het om dezelfde reden bijzonder moeilijk om vervolgens niet totaal kaalgeplukt te worden door de andere. Na verloop van tijd vallen ze helemaal uit de boot en eindigen ze met niks of met minder dan niks in de vorm van schulden. Voor hen is het spel definitief gedaan. Het is ook de reden waarom een goede start in het leven zo belangrijk is en waarom het zo belangrijk is om zonder onderbreking actief te blijven in het professionele circuit. Wie aan het begin van zijn carrière een verkeerde keuze maakt, krijgt het zeer moeilijk om terug aan te sluiten bij succes. En wie na een goede start een wiel verliest door eigen fout of door toeval, krijgt met dezelfde wetmatigheid te maken. De meeste succesvolle veertigers of vijftigers die voor een of andere reden uit de boot vallen, komen nooit meer echt aan de bak. Ze worden immers liever uit de bak gehouden door de blijvers, die blij zijn dat er een rat minder is in de race. Hun beste carrièrekansen liggen daarom vooral aan de rand van of buiten hun traditionele netwerk, iets wat ze helaas niet altijd beseffen, waardoor ze blijven zwalpen. In een beloftevolle carrière betekent "terug naar start" of "ga naar de gevangenis" meestal "kom terecht in chaos". Ze moeten zichzelf heruitvinden, niet onmogelijk, maar begin er maar aan.
In tegenstelling tot Monopoly komen we in het leven niet allemaal met gelijke middelen aan de start. Wie in armoede wordt geboren of erin belandt, blijft daarom ook meestal arm voor de rest van zijn dagen. Wie in rijkdom wordt geboren, begint een bank of twee vooruit in het Monopolyspel en heeft zo een bovengemiddelde kans om rijker te blijven of te worden.
Geld maakt geld, succes maakt succes, ongeluk maakt ongeluk
Mensen kennen het Pareto-principe niet bij naam, maar begrijpen het wel intuïtief. "Het is moeilijk is om je eerste miljoen te verdienen, maar je bent een stommerik indien je van 1 miljoen geen 100 miljoen maakt." Geld maakt inderdaad geld, iets waar ook Thomas Piketty met veel fanfare op wijst. Het zijn vooral de vermogenden die op de beurs beleggen omdat ze tegen een financieel stootje kunnen. Zo genieten ze van het mirakel van de samengestelde dividenden. De minder gefortuneerden laten hun geld - als ze er al op overschot hebben - noodgedwongen verkommeren op een spaarrekening of zetten belabberde beleggingsprestaties neer.
Piketty en nogal wat mensen aan de extreme linkerkant van het politieke spectrum zoeken heil in inkomens- en vermogensherverdeling door fors hogere belastingen, maar in Pareto's modellen is het enkel mogelijk om het minimuminkomen structureel te verhogen en de vermogensongelijkheid structureel te verminderen indien de totale welvaart sterker stijgt dan het bevolkingsaantal. De herverdeling van de grootste rijkdom alleen is onvoldoende om de armoede en minvermogen op grote schaal terug te dringen. En indien je vermogen manu militari herverdeelt over de hele bevolking, begint het homo homini lupusspel van voren af aan, met als eindresultaat dat je een nieuwe ongelijke vermogensverdeling krijgt. Jobs, jobs en nog eens jobs. Dat is inderdaad wat telt: (goedbetaalde) jobs creëren welvaart, zeker in combinatie met Steve Jobs. Economische groei is de som van de groei van de werkende bevolking en innovatie die tot productiviteitswinsten leidt. Meer mensen aan het werk die meer werk verzetten dan voorheen, wat kan economie soms toch eenvoudig zijn. Wanneer de economische koek groter, dan kan je meer koek uitdelen, weliswaar in ongelijke stukken, maar iedereen wordt er niettemin beter van, ook zij aan de bodem van de inkomensverdeling.
Ongelijk
Pareto begaf zich aldus op politiek incorrect terrein. Hij wordt door sommigen in de hoek van het fascisme geduwd omdat Benito Mussolini in 1904 een aantal van zijn lezingen aan de universiteit van Lausanne bijwoonde, wat hem later zou hebben geïnspireerd om mentaal te schakelen van socialisme naar elitisme. Pareto was echter een ultraliberaal, wat niet te rijmen valt met sympathie voor fascisme. Het minste waarvoor we Pareto moeten danken is dat hij de eerste was om het economisch denken wetenschappelijk, empirisch en modelmatig te onderbouwen, terwijl dit voorheen vooral een moralistische invalshoek had. Pareto is ook een voorloper van Behavioral Finance door de economie - terecht - te benaderen als een sociale wetenschap, waarbij rekening wordt gehouden met irrationeel gedrag. Pareto wees niet alleen op de ongelijkheid in de vermogensverdeling maar ook op de achterliggende natuurlijke mechanismen. Dat niet alleen de ongelijke verdeling maar ook deze mechanismen universeel zijn, werd ook later keer op keer bevestigd door academisch onderzoek. Zo bijvoorbeeld bouwden Jean-Philippe Bouchaud en Marc Mézard van de Universiteit van Parijs een eenvoudig economisch model met 1.000 mensen, wiens investeringen, zoals in het echte leven, ofwel goed ofwel slecht afliepen en waarbij de mensen die hierbij hun vermogen zagen aangroeien, relatief meer belegden dan zij die hun vermogen zagen dalen.1 Ze vonden dat, zelfs indien elkeen aan de start van de simulatie over evenveel geld beschikte en zelfs bij gelijke competentie tussen spelers op het vlak van beleggen (!), de vermogensverdeling altijd uitkwam op een ... Pareto distributie. Hun onderzoek wijst uit dat vermogensongelijkheid in belangrijke mate wordt gedreven door toeval, en niet enkel door verschillen in kunde. Zelfs de beste belegger zal moeten afrekenen met toeval. Indien je een vaardig belegger bent maar je belegging toevallig verkeerd uitdraait, heb je minder geld om te beleggen en zal je minder geneigd zijn om dit geld volledig te beleggen (iets wat mensen met meer vermogen wel zouden doen). Hierdoor begin je achter te lopen, net als bij Monopoly. Tot de afstand niet meer te overbruggen is. We houden niet van het idee, maar onze toekomst en ons financieel welzijn hangen niet alleen af van ons talent. Stom toeval speelt een zeer belangrijke rol.
Joseph Juran ontdekte zo’n 30 jaar na Pareto dat deze fundamentele ongelijkheid op veel meer onderwerpen dan vermogen alleen van toepassing is en veralgemeende en vulgariseerde daarmee het Pareto-principe. In essentie leert Pareto dat ongelijkheid de norm is, niet de uitzondering. Het zit gewoon in onszelf en in het systeem gebakken. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ongelijkheid moreel goed is en dat alle ingrepen nutteloos zijn. De 80/20-regel hoeft ook geen fetisj te zijn. Vaak is de verhouding 90/10 of 70/30 of wat dan ook. De som van de twee getallen hoeft ook niet 100 te zijn: in sommige domeinen is bijvoorbeeld 10% van de inspanningen goed voor 50% van de resultaten. De totale waardestijging van de Amerikaanse beurs in de periode 1926-2018 is te danken aan slechts 4% van alle aandelen. En hier sluiten we naadloos aan bij de Wet van Price.
Beperkt houdbaar
Wie kent ze niet, de ondernemingen die vroeger leken te drijven op een wolk van succes, maar plots aan een versnellend tempo beginnen te verbrokkelen. Ondernemingen komen en gaan aan een ijltempo. Figuur 4 toont de gemiddelde levensduur van een Amerikaanse onderneming als lid van de S&P500 index:
Figuur 4. Gemiddelde levensduur van een onderneming in de S&P500 index

Ondernemingen vallen gemiddeld na slechts 18 jaar uit de S&P500 index. Het falen van ondernemingen wordt doorgaans toegeschreven aan een externe oorzaak: wat Schumpeter creatieve destructie noemde. Nieuwe technologieën steken de kop op en vegen oude ondernemingen van de kaart, denk aan Apple versus Nokia. Grote ondernemingen zijn vaak inert. Wijlen Clayton Christensen, auteur van The Innovator's Dilemma, voerde aan dat oude ondernemingen de fout maken om na te denken in termen van marginale kosten, waardoor ze de nodige investeringen om hun bestaande model fundamenteel om te gooien niet willen maken. Zo bouwen ze vlug een achterstand op die niet meer te overbruggen is, net als in het Monopolyspel.
Maar creatieve destructie is niet de enige oorzaak voor de hoge falingsratio van ondernemingen. Interne factoren spelen een even grote rol. Daarbij staat de fundamentele ongelijkheid opnieuw centraal, zo leert ons niet alleen Vilfredo Pareto, maar ook Derek Price.
PRICE
Derek John de Solla Price (1922 – 1983) was een Britse fysicus. Bij zijn studie rond academische productiviteit, vond hij, net als Pareto met zijn erwtenplantjes, dat de meeste publicaties werden geschreven door een relatief kleine groep academici. Maar toch was er een verschil. Het Pareto-principe wil dat 80% van de resultaten wordt bepaald door 20% van de inspanningen. Het Pareto-principe is lineair. Toegepast op een onderneming zou dit inhouden dat 80% van de winst worden geproduceerd door 20% van de medewerkers. In een onderneming met 100 medewerkers genereren 20 medewerkers 80% van de winst, in een onderneming met 1.000 werknemers 200 etc. Price daarentegen vond een niet-lineair verband. De helft van de publicaties kwam van een aantal wetenschappers gelijk aan de vierkantswortel van het totaal. Aan een universiteit met 100 wetenschappers, kwamen de helft van de publicaties van 10 wetenschappers (de vierkantswortel van 100 is 10) en aan een universiteit met 1.000 wetenschappers, van 33 wetenschappers (de vierkantswortel van 1.000 is 33).
Dit leidde tot de formulering van de Wet van Price (Price's Law of Price's Square Root Law). Onder de Wet van Price zie je dat het aantal onproductieve wetenschappers exponentieel toeneemt naarmate de universiteit groter is, terwijl het aantal productieve wetenschappers lineair - en dus veel minder snel - toeneemt. In het eerste geval zijn 10% van de wetenschappers productief (10 op 100) en in het tweede geval slechts 3,3% (33 op 1.000). Onder de Wet van Price verandert de verhouding tussen de onproductieve en de productieve wetenschappers naarmate de onderneming groeit:
Figuur 6. Incompetentie groeit exponentieel, competentie lineair

Bron: How Price’s Law Applies to Everything, https://nielsbohrmann.com/prices-law/.
Price's bevindingen betekenen niet dat het Pareto-principe verkeerd is. Het Pareto-principe is een algemeen ongelijkheidsprincipe, terwijl de Wet van Price vooral van toepassing is op de productiviteit in het creatieve domein.
De statistische verdeling van de productiviteit van werknemers wordt ook gecapteerd in de ons inmiddels bekende power-law figuur:
Figuur 7. Verschillen in productiviteit tussen werknemers

Figuur 7 is een "geïdealiseerde" figuur omdat werknemersproductiviteit niet in één cijfer te vangen is, maar we kunnen ook empirische gegevens gebruiken uit bijvoorbeeld de sportwereld. Figuur 8 toont de Pareto-distributie (power-law verdeling) van de succesratio van de spelers uit de eerste divisie van de Amerikaanse Baseball Liga:
Figuur 8. "Wins Above Average" in de Amerikaanse Major Baseball League

Bron: C. Haley, 15 maart 2023, Explaining the 80-20 Rule with the Pareto Distribution, Berkeley D-Lab.
Je ziet dat een zeer klein groepje topspelers instaat voor het gros van de winst. Bij een onderneming is dit niet anders. Sporten of ondernemen, beide zijn een competitief spel. Net als Monopoly.
Het begin van het einde
De 80/20 regel of de Wet van Price hebben in wezen dezelfde betekenis voor het bedrijfsleven, met een uitvergroting voor de ondernemingen uit de creatieve sectoren. Een onderneming kan enkel succesvol zijn of blijven indien het minstens beschikt over die relatief kleine groep van toppresteerders. Indien ze die groep kwijtspeelt, heeft ze een huizenhoog probleem. Een onderneming uit de creatieve sector met 1.000 medewerkers die de 33 toppresteerders ziet vertrekken, ziet zijn productiviteit halveren. De onderneming verliest 3,3% van zijn werknemers, maar 50% van zijn winst. Indien de onderneming er niet als de bliksem in slaagt nieuwe toppers aan te trekken, riskeert het in een doodsspiraal terecht te komen, net als een vliegtuig dat neerstort. De forse daling van de winst kan de aanleiding geven tot een bedrijfsherstructurering en het vervangen van het topmanagement, wat interne onrust en extern wantrouwen veroorzaakt. Die onrust maakt het erg moeilijk om nieuwe toppers aan te trekken. In een wanhoopspoging om het tij te keren rekruteert de onderneming dan subtoppers of toppers met een huurlingmentaliteit, die de integriteit van de onderneming aantasten. Er ontstaat een graaicultuur aan de top die doorsijpelt op alle echelons. De eerste schandalen steken de kop op, wat de reputatie van het bedrijf aantast en het verval doet accelereren. De blijvers raken gedemotiveerd. De bedrijfscultuur die ooit gericht was op samenwerking over departementen heen, maakt plaats voor politieke spelletjes en een silo-mentaliteit. Aandeelhouders staan ver van het actieterrein, begrijpen de ware aard van het probleem niet en leggen nieuwe herstructureringen en managementwissels op. Zo gaat het van kwaad tot erger. Tot de onderneming in een supernova van schandalen en problemen implodeert of - al dan niet uit vrije wil - wordt overgenomen.
Te laat
Bij het verlies van de toppers is het vaak al te laat. Een succesvolle onderneming kan zich weinig accidents de parcours veroorloven. Ze moet haar toppers kennen en koesteren. Dit klinkt weinig sympathiek in tijden van streng egalitarisme, maar het is de harde realiteit. De brute kracht van creatieve destructie doet ondernemingen falen. Het onvermogen om fundamentele ongelijkheid in productiviteit tussen de medewerkers te integreren in bedrijfsvoering werkt subtieler, maar het eindresultaat is hetzelfde.
Sluipend gif
Een onderneming kan om tal van redenen in een situatie terechtkomen waarin ze haar toppers verliest. De onrust en cultuurclashes eigen aan fusies en overnames zijn een evidente aanleiding. De statistieken spreken voor zich: meer dan 70% van alle fusies zijn een mislukking. Slecht bestuur en management zijn een andere evidente aanleiding. Het is een cliché, maar daarom niet minder waar, dat "people join companies and leave bosses". Men schat dat in 70 à 80% van de gevallen mensen weggaan vanwege een probleem met hun verantwoordelijke. En dit op alle niveaus van verantwoordelijkheid binnen de organisatie. Slechte aandeelhouders jagen goede CEO's weg, slechte CEO's goede directieleden, slechte directieleden goede lijnmanagers en slechte lijnmanagers goede teamleiders. Er speelt ook een watervaleffect. Aandeelhouders en de hoogste directie hebben een sterke voorbeeldfunctie. Indien zij het slechte voorbeeld geven, volgt de rest van de organisatie automatisch. Maar de aanleiding kan ook meer banaal zijn. Elke put in de weg, een macro-gebeurtenis zoals een recessie of een micro-gebeurtenis als een gefaalde productlancering of een slecht beheerd intern conflict, kunnen volstaan om toppers weg te jagen. Waarna het sluipend gif zijn werk begint te doen.
Uzelve
Quo Vadis sluit graag deze editie af met een filosofische bedenking van een levenscoach Niels Bohrmann:
"Most importantly, we should never chain ourselves to the fortune of a group. The only antidote to Price’s law is the individual.
The square root of one is one.
When you rely on yourself, competence and incompetence do not follow linear and exponential growth, respectively. They develop according to how you choose to invest in yourself. We might be slaves to the time we are born in — but as individuals, we are free to conduct our lives as we see fit."
Amen.
Jan Longeval
Voetnoten
1) Jean-Philippe Bouchaud en Marc Mézard, februari 2000, “Wealth Condensation in a Simple Model of Economy,” Physica.
